In een eerder verhaal heb ik volgens mij al eens de enorme variëteit
aan dialecten in Denemarken aangestipt. Een land met nog geen zes miljoen
inwoners, maar toch een veertig verschillende dialecten. Dat is toch wel van
een heel andere orde dan Nederland. Met zeventien miljoen inwoners, maar slechts
vierentwintig dialecten. En een taal, dat dan weer wel. Dat heeft Denemarken
dan weer niet.
De Deense dialecten vallen grofweg in die groepen te
verdelen: Jysk (Juts, wat op het vasteland van Denemarken wordt gesproken),
Ømål (lett. Eilandtaal, het Deens dat op de eilanden gesproken wordt, zoals
Fyn, Sjælland en Lolland) en Bornholmsk (gesproken op het eiland Bornholm, het
laatste restje oost-Deens zoals dat gesproken werd in zuid Zweden en op Bornholm).
Mijn Nederlands is vrijwel dialectloos. In het
studentenleven waren er altijd wel mensen die een feilloos oor hadden voor
dialecten, maar werkelijk niemand kon aan mijn Nederlands horen waar ik precies
vandaan kwam. Iedereen was/is het er over eens dat ik enorm bekakt Nederlands
spreek. Natuurlijk zit er wel degelijk wat dialect in mijn taalgebruik, vooral
een paar Amsterdamse woorden en blijkbaar wat Westfries.
Terug naar de Deense dialecten. Mijn Deens is overduidelijk
Jysk, in uitspraak en in woordgebruik. Zozeer zelfs dat toen ik voor het eerst
na de emigratie weer op bezoek ging bij mijn lerares Deens en we Deens met
elkaar spraken, haar eerste opmerking was “Dat is niet het Deens wat ik je
geleerd heb….” (zij heeft mij geprobeerd ‘rigsdansk’ te leren, Algemeen Beschaafd
Deens). En dat is logisch, want als immigrant kopieer je de taal die je om je
heen gebruikt hoort worden. En helemaal nu ik een noord-Jutse werkkring en vriendin
heb, is mijn Deens nog regionaler geworden. Dankzij mijn schoonfamilie heb ik
steeds minder moeite met het verstaan van in elk geval de noord-Jutse dialecten.
Waar ik zeker in het begin van mijn werk in het ziekenhuis
dagelijks de vraag kreeg waar ik vandaan kwam, wordt die vraag me nu nog zelden
gesteld. En als de vraag gesteld wordt, is het vooral of ik van IJsland of de Faeröer
eilanden kom. Het is recent, na bijna zes jaar als portør, voor het eerst
geweest dat iemand alleen op basis van mijn naam een buitenlandse afkomst
vermoedde. Mijn Deens was volgens hem vrijwel accentloos. En dat is natuurlijk
een geweldig compliment om te krijgen.
Accent zul je altijd houden, ik ga er van uit dat altijd aan
mijn Deens te horen zal zijn dat ik een immigrant ben. Ik hoor het ook aan de
Nederlandse Denen die af en toe in het ziekenhuis liggen. Sommigen spreken het
na jaren DK ook vrijwel accentloos, sommigen hebben een Nederlands accent dat
nog zo sterk is dat ik wel kan raden waar ze vandaan komen. Mijn ex heeft ook nog
een beetje een accent, dat net als in mijn geval, gekenmerkt wordt door het
Deens van haar collega’s.
Op dit moment is dit een van mijn favoriete taalkundige
websites: https://dialekt.ku.dk/dialektkort/
Wat de site geweldig maakt, zijn de oude opnames van sprekers van diverse dialecten.
Waar je ook geweldig goed de verschillen tussen de dialecten kunt horen. Ook
als er hemelsbreed maar een kilometer of twintig tussen ligt. En het is een
mooie oefening voor mijn Deens. Want hoewel de noord-Jutse dialecten voor mij
goed te verstaan zijn, is bijvoorbeeld west-Juts van een heel ander kaliber. Om
nog maar te zwijgen van zuid-Juts. Dat overduidelijk Duitse klanken heeft, maar
toch geen Duits is. Ømål is doorgaans goed te verstaan, vooral dat wat op
Sjælland gesproken wordt.
Alex en Yelena spreken vloeiend Deens. Yelena heeft naar
mijn gevoel een wat beschaafder Deens opgepikt van haar onderwijzers. Alex’
taalgebruik is wat lokaler, het stadsdialect van Aalborg dat hij zorgvuldig
lijkt te cultiveren. Samen met zijn voorliefde voor klassieke Deense gerechten.
Maar dat is weer een ander verhaal.