donderdag 27 november 2014

Mijn taal



Drie jaar Denemarken gaat je taalkundig niet in de koude kleren zitten. Ik correspondeer uitgebreid met een oud-collega annex full time zonderling (Daaaaaag, J.O. te B.) en die begint mij meer en meer te wijzen op kleine eigenaardigheden en slordigheden in mijn brieven aan hem. Terwijl ik doorgaans degene was die collega’s te pas en te onpas corrigeerde. Ik was wat ook wel een ‘grammarnazi’ wordt genoemd. Dat heb ik van mijn moeder en daar heb ik mij niet voor laten behandelen. Integendeel. Het verschafte mij de mogelijkheid anderen te helpen met hun taalproblemen. En passant kon ik zo mijn taalkundige superioriteit subtiel laten blijken. Zo ben ik dan ook wel weer. Maar het begint nu allemaal merkbaar minder te worden. Zowel op schrift als in gesproken woord… 

Ik begin te merken dat wanneer ik vertel of schrijf over zaken in Denemarken en ik even niet op een Nederlands equivalent kom van een woord dat ik voornamelijk in het Deens gebruik, ik een soort letterlijke vertaling gebruik. Bijvoorbeeld ‘tijdsbegrensd’ wanneer ik ‘tidsbegrænset’ bedoel. ‘Omkring’ in plaats van ‘circa’. Of ik begin in het Nederlands ook te spreken over Holland, terwijl ik Nederland bedoel. Met alle gevaren van dien, want er staan altijd mensen klaar om gekwetst te zeggen dat Holland maar een deel van Nederland is…
Als ik met Pauline praat en ik kom niet op een Nederlands woord, voeg ik gewoon het Deense woord in. Puur gemakzucht, natuurlijk. Maar ik heb ook weer geen zin om in een gesprek stil te vallen omdat ik even het juiste woord probeer te vinden. Het overkomt Pauline ook. Dan staan er in mailtjes aan mij opeens kleine Deense woordjes. Maar goed, zij loopt dan ook al weer een heel eind voor me uit, integratietechnisch.

Twee zinnen terug schreef ik ‘woordjes’. Dat is iets zo ongelooflijk Nederlands. Alles kan verkleind worden door er -(t)je achter te zetten. Het heeft me echter wel even gekost om te stoppen met het letterlijk vertalen van verkleinde Nederlandse woorden. Het Deens kent dat verschijnsel niet en het begon me na verloop van tijd op te vallen dat ik heel veel Deense woorden vooraf liet gaan door ‘lille’ (klein). Mailtje, kopje, woordjes, biertje, broodje, gebakje, als je er zo op gaat letten, alles wordt verkleind. Geen idee waarom eigenlijk. Is het Calvinistische bescheidenheid (‘laat ik vooral niet te groot denken…’) of is het een symptoom van de Nederlandse kneuterigheid (het klinkt gezellig)? Wie zal het zeggen…

Maar goed, terug naar de hoofdlijn van mijn betoogje. 

Mijn kommagebruik is ook een fraai bijvoorbeeld van mijn taalkundige verdeensing. Denen zijn dol op het gebruik van komma’s in zinnen. In Nederland heb ik geleerd hier zuinig mee om te gaan. Maar na drie jaar wennen aan het plaatsen van komma’s op alle mogelijke plaatsen, begin ik dit nu ook in het Nederlands te doen.

Het uitdrukken van beleefdheid kent ook een taalkundig verschil met wat ik in het Nederlands placht te doen. Natuurlijk hebben mijn ouders mij indertijd geleerd om dingen beleefd te vragen. Het waren dan wel alternatievelingen, maar het waren beschaafde alternatievelingen. Ze leerden mij om dingen te vragen met ‘alstublieft’ of ‘Mag ik...’ De (in elk geval voor mij) standaard beleefdheidsvormen dus.
Maar in Denemarken doen ze daar een flinke schep bovenop. In het begin weet je dat natuurlijk nog niet helemaal, dat leer je door ervaring. Drie jaar geleden verbaasde ik me er over dat Denen geen woord als ‘alsjeblieft’ hebben als je om iets vraagt. Want hoe vraag je dan beleefd om een brood bij de bakker? In Nederland bij de bakker zeg je “Een witbrood, alsjeblieft’. Laat je dat ‘alsjeblieft’ weg, dan wordt het al snel een eis. Gaandeweg leerde ik dat Denen  ‘Ik zou graag een witbrood hebben’ zeggen. De kleinste vraag of het miniemste verzoek wordt omkleed met ‘zou je misschien…’ of ‘neem me niet kwalijk, maar…’ of ‘Ik zou graag….’.

Mijn denken begint zich ook steeds meer in het Deens af te spelen. Dat is op zich niet raar, mijn dagelijkse activiteiten vinden hier plaats. Deens is mijn actieve taal geworden. Als ik bijvoorbeeld een boodschappenlijstje samenstel, of denk aan de komende sessie met mijn therapeut, dan gaat dat in het Deens. Afgelopen weekeinde was ik voor een bliksembezoekje in Nederland. Vrijdag heen, maandag terug, leve het vliegtuig. Aangekomen op Schiphol merkte ik dat ik heel bewust Nederlands moest spreken. Een beetje “Ohja, hier kan ik gewoon met Nederlands terecht!
Het zal mij benieuwen hoe het met mijn Nederlands gaat, de komende jaren. Met de kinderen en met Pauline spreek ik het uiteraard nog. Maar wanneer zich in de toekomst een Deense aanmeldt die de moeite van een relatie wel waard is, dan wordt dat natuurlijk een vrij complex verhaal. Want het is niet echt netjes Nederlands te spreken met je kinderen in aanwezigheid van iemand die het niet verstaat. Mocht iemand ervaring op dat vlak hebben, ik hou me aanbevolen…

donderdag 20 november 2014

Of ik even mee wilde komen...



Ik ben de opleiding journalistiek gaan volgen op aanraden van mijn docent geschiedenis. Mijn voorliefde voor schrijven zou me zo een grotere baangarantie opleveren dan een studie geschiedenis. Ik meldde me aan, kreeg een laag lotingnummer en na de zomervakantie van 1996 kon ik mijn opwachting maken in het pand aan de Ravellaan.

Mijn aanwezigheid op de SvJ is vrij onopvallend geweest. Ik doorliep het standaard curriculum, volgde de verplichte vakken, deed enkele boeiende keuzevakken (Rusland, wereldliteratuur met de onvolprezen Gijs Schreuders), volgde de Dagbladdiff, (ik heb nog steeds een weddenschap om een krat whisky met de zelfde Gijs Schreuders staan, trouwens), de specialisatie geschiedenis en liep stage bij Delta (TU Delft), het Utrechts Nieuwsblad en de Leeuwarder Courant.

Van december 1999 tot en met februari 2000 liep ik stage op een regioredactie van het Utrechts Nieuwsblad, redactie Zuid als ik het me goed herinner. In Houten. En het was heel anders dan mijn eerste stage bij universiteitskrant Delta van de TU Delft. Opeens moest ik helemaal zelfstandig gaan nieuwsjagen. Toen werd pijnlijk duidelijk dat ik geen nieuwsjager was.

Indertijd kende het UN een wisselcolumn. Medewerkers konden een column schrijven en aanleveren voor plaatsing. De mogelijkheid ook een column te schrijven greep ik vol enthousiasme aan. Ik heb verschillende stukjes geschreven, die ik allemaal retour kreeg met opmerkingen dat ik ervaring miste. Nou ja, prima. Niet geheel onterechte kritiek voor een 22-jarige. Maar met eentje was ik zelf dusdanig tevreden, dat ik toestemming vroeg (en kreeg) om deze op te sturen naar een kennis die stage liep bij De Journalist. 

In die column zette ik de vooroordelen die buitenstaanders hebben van journalisten af tegen de dagelijkse praktijk zoals ik die bij het UN mee maakte. Het beeld van de razende reporter, pen en papier in de aanslag en altijd op de juiste tijd op de juiste plek om het nieuws te verslaan, corrigeerde ik tot een verslaggever achter zijn computer, telefoon in de hand en veel loopjes naar de koffieautomaat. 

Mijn kennis was wel enthousiast en zorgde er voor dat mijn stukje opgenomen werd. Het verhaal leidde hij in met de woorden “Eelco Storm loopt stage op de redactie van het Utrechts Nieuwsblad.” En vermoedelijk juist die woorden maakten mijn stage tot een onvergetelijke ervaring…
De Journalist werd bezorgd op vrijdag of zaterdag. En wat was ik zenuwachtig, toen ik de maandag er op mijn opwachting weer maakte op de redactie. De eerste reactie was goed. “Ik zal harder gaan werken hoor!” lachte een collega me toe. Ik werd iets rustiger en durfde me te ontspannen achter mijn opstartende computer. Tot mijn eindredacteuren aangelopen kwamen. Met gezichten die helaas niets te raden over lieten. Of ik even mee wilde komen…

In een vergaderruimte werd mij vervolgens flink de mantel uitgeveegd. Hoe ik dit in mijn hoofd kon halen. Om de redactie van het UN op deze wijze te beschrijven. Dat mijn column zelfs onderwerp van gesprek op de hoofdredactie was. Dat er nog nagedacht werd of ik excuses zou moeten maken. Ik wist niet wat me overkwam. Indertijd stond ik nog aanzienlijk minder sterk in mijn schoenen dan nu, dus ik heb alles over me heen laten komen en nederig excuses gemaakt. Maar: het gebeurde zou niet meewegen in mijn beoordeling.

In mijn uiteindelijke stageverslag werd er uiteraard aan gerefereerd. Ik heb die stage niet gehaald. Terecht, overigens. Ik miste overduidelijk enkele eigenschappen die een goede regioverslaggever nodig heeft. Maar ondanks de bittere nasmaak die mijn stage bij het UN heeft achtergelaten, heb ik er wel iets geleerd. Dat ik geen nieuwsjager ben, maar dat ik de verdieping wil zoeken. Ik heb ook het schrijven vanuit details geleerd. Kleine dingen als uitgangspunt nemen voor een verhaal waarmee je de lezer kunt boeien.

Overigens openbaarde zich dit pas nadat ik mijn diploma in de wacht sleepte. Mijn echte geboorte als schrijver voor diverse media vond plaats toen ik (alsnog) geschiedenis ging studeren en mijn docenten mijn werkstukken prezen om hun leesbaarheid, in tegenstelling tot de saaie lappen tekst die ze doorgaans moesten beoordelen. Vanaf dat moment kreeg ik mijn oude liefde voor het schrijven weer terug.

maandag 17 november 2014

1864



Denemarken, het land van de sublieme tv-series. Iedereen kent Borgen, Broen, Dem som dræber, stuk voor stuk zeer geslaagde Deense series. Eentje die in Nederland vermoedelijk nog niet bekend is, maar die geheid die kant op gaat komen, is Arvingerne (de erfgenamen). Vaak met de zelfde acteurs, want er zijn nog geen zes miljoen Denen dus de vijver waarin gevist wordt, is erg klein.

Anderhalve maand geleden zag een nieuwe serie zijn tv-premiere: 1864. Een historisch drama over een Deens nationaal trauma, de tweede Sleeswijkse oorlog en de slag bij Dybbøl. Een serie met het grootste budget tot nu toe. Onder andere door een royale overschrijding van het reeds royale budget.
Voor de historisch geĂŻnteresseerden: In 1849 ontstond in het toen nog Deense Sleeswijk Holstein een burgeroorlog omdat de Duitse inwoners zich wilden afscheiden van Denemarken. Dat accepteerde Denemarken niet en het leger werd ingezet. Pruisen bemoeide zich er mee en na enkele overwinningen over en weer werd een vrede gesloten die neer kwam op een status quo: Sleeswijk Holstein bleef Deens. Deze oorlog zorgde voor een enorme nationalistische opleving. Denemarken werd ‘Gods eigen land’ genoemd. De Denen waren onverslaanbaar.

Dertien jaar later ontstond er opnieuw reuring rond Sleeswijk Holstein. Een enorm complex verhaal waar de koning een rol in speelde als ook de nieuwe Deense grondwet. Zo complex, dat de Britse premier Palmerston het aldus formuleerde tegenover koningin Victoria: Er zijn drie mannen die precies weten hoe het zit in Sleeswijk Holstein: Uw echtgenoot, die is overleden, een Duitse professor, die gek geworden is en ik, die alles vergeten is…”

Sleeswijk Holstein mocht volgens de vrede van 1852 alleen geregeerd worden door een absoluut monarch en door de nieuwe Deense grondwet werd Denemarken een constitutionele monarchie. Pruisen zag dit als een provocatie en stuurde opnieuw het leger. De Deense elite juichte, want de onoverwinnelijke Denen zouden de Pruisen weer eens lekker klop geven. Het liep echter een tikje anders…

De Denen betrokken hun Dannevirke, de aarden wal  die Denemarken moest beschermen tegen indringers. Een symbool van enorme nationale waarde. Na een aanvankelijke Deense overwinning bij het eerste treffen nabij de Dannevirke, besefte de Deense opperbevelhebber dat de wal eigenlijk onverdedigbaar was tegenover een overmacht, en trok zijn troepen terug. De nationalisten in de regering waren woedend, lieten de bevelhebber ontslaan en stelden iemand aan die wel naar de nationalisten luisterde.

Een groot deel van de Deense troepen groef zich in bij Dybbøl en werd na een korte belegering verslagen door de Pruisen. Het resterende deel van het Deense leger had zich teruggetrokken in Fredericia, maar voor het tot een treffen kon komen, werden deze teruggetrokken op Fyn. Dit had als direct gevolg dat heel Jutland zonder noemenswaardige tegenstand verover kon worden door de Pruisen. De Deense regering zag in dat men verloren had en vrede werd gesloten.

Sleeswijk Holstein werd als gevolg van deze vrede Duits. Pas in 1920 werd een deel van dit gebied, na een volksstemming, terug gegeven aan Denemarken. In 1945 heeft Denemarken nog de mogelijkheid gehad ook het resterende deel Sleeswijk Holstein weer te annexeren afgeslagen. Men had weinig behoefte aan een grote groep Duitsers binnen de Deense grenzen.

Terug nu naar de serie 1864. De Denen maken zich met het voortschrijden van de serie lekker druk over de juistheid van historisch details, waarvan je je kunt afvragen of het nou echt zin heeft om je er druk over te maken. Wie boeit het dat een ornitoloog wist te melden dat hij een vogel hoorde kwinkeleren die je normaal nooit hoort in het seizoen waarin de betreffende aflevering zich afspeelde. Maar de opmerking dat het een tikje onrealistisch is dat iedereen Algemeen Beschaafd Deens spreekt, terwijl de hoofdpersonen van Fyn komen en je dus een Fyns accent mag verwachten, snijdt dan weer meer hout.

De mooiste bezwaren tegen de serie kwamen van de Dansk Folkeparti. Nog voor de serie uitgezonden werd, verhief Pia Kjærsgård haar stem. Dat de serie kritiek had op het Deense buitenlandersbeleid (dit zag zij in de mishandeling van een zigeuner in de serie) en dat de serie de Deense militaire aanwezigheid in Afghanistan bekritiseerde. De aanwezigheid van zigeuners in de serie, was volgens DF ook volkomen onjuist. In 1864 woonden er volgens de partij helemaal geen zigeuners in Denemarken. Uiteraard stonden er vervolgens een paar historici op die met feiten konden staven dat zigeuners al eeuwen eerder naar Denemarken kwamen.

Even los van alle discussies en feiten, de serie is zeer aanbevelenswaardig. Ik hoop dat hij ook op de Nederlandse tv komt, ook al is het een heel Deens onderwerp. Natuurlijk is de basis een liefdesverhaal tussen twee broers en een meisje. Natuurlijk is er een slechterik. Die eigenlijk alleen slecht is geworden door zijn slechte opvoeding. Natuurlijk is er een bepaalde voorspelbaarheid in het verhaal.

Maar de machinaties van de 19e eeuwse nationalisten worden subliem in beeld gebracht. Keer op keer word ik overvallen door de gedachte “hoe gek kun je mensen maken, als je ze wijs weet te maken dat er geen hogere eer is, dan sterven voor god en vaderland?” Jonge mensen, veelal boeren en arbeiders, die enthousiast zingend de oorlog in gaan, om daar geconfronteerd te worden met dood en verderf. Er is niks moois aan een oorlog. Of zoals een soldaat, na het doden van zes Pruisen zegt: “De beste soldaat, is een soldaat die weet dat hij feitelijk al dood is. Want die heeft niks meer te verliezen.”

vrijdag 14 november 2014

J-dag




“Fredag den 7. November kl. 20.59 falder den første sne!” Oftewel, vrijdag 7 november valt de eerste sneeuw. Een ruime periode voorafgaand aan 7 november was deze kreet overal te zien en te horen. Een goede verstaander in Denemarken weet dan wel hoe laat het is. Dit is natuurlijk geen hyper accuraat weerbericht, maar de aanloop naar J-dag. Als buitenlander is het dan misschien weer een beetje verwarrend, ik ken een mede-buitenlander die mij inderdaad bekende dat hij dacht dat het echt zou sneeuwen op 7 november…

J-dag dus. Waarbij de –j- uitgesproken wordt als ‘jol’. Dit is een afkorting voor Jule-dag, de dag waarop brouwer Tuborg zijn kerstbier presenteert. Deze dag is uitgegroeid tot een waar drankfestijn. Een soort carnaval. Denk ik. Ik kom van boven de grote rivieren, dus ik kan niet zeggen dat ik ervaringsdeskundige ben op dat vlak…

Bij het betreden van het centrum, rond half zeven, was al duidelijk dat men er zin in had. Grotere stromen mensen dan gebruikelijk op dat tijdstip trokken al schreeuwend en wankelend rond. Anderhalf uur later, na een smakelijke gourmetburger, kon ik constateren dat de stemming al behoorlijk gealcoholiseerd was. Want doorgaans beperkt het overvloedig braken der aangeschotenen zich tot de kleine uurtjes, nu werd er al breeduit gebraakt tegen de muur van een restaurant. Weinig verheffend. Maar ja, J-dag…

Om 20.59 uur bieden vrijwel alle kroegen een flink aantal gratis kerstbiertjes aan. Hier en daar gaat het vrouwelijk barpersoneel gekleed in niks verhullende kerstpakjes terwijl het bier wordt rondgedeeld. Ik beging de fout even op de rand van de pooltafel te zitten, waarna een serveerster van een jaar of twintig in een dergelijk pakje mij maande dat niet te doen, middels een schalks uitgesproken “foei”. Maar de enigszins afleidende kleding deed alle autoriteit dan weer teniet…

Later die avond bevond ik mij in het immer stampvolle Heidi’s Bier Bar. Nu was het werkelijk afgeladen. Maar het frappante is, de enorme alcoholinname en drukte, leiden niet of nauwelijks tot agressief gedrag. Mensen die elkaar per ongeluk aanstoten, verontschuldigen zich omstandig, soms met een vriendschappelijke kram, en daarna feest men weer verder. Als een meisje niet gediend is van (dronken) avances, dan accepteert de betrokken persoon dat met een schouderophalen en gaat verder. Gedanst wordt er. Nog wat gedronken en men danst weer verder. Men hijst elkaar op tafels en banken om daar te dansen (pas op mijn bier….. kijk uit waar je die hoge hakken in prikt….). Het is druk. Maar de sfeer is goed.

Overigens is het op tafel dansen in Heidi’s eerder regel dan uitzondering. Het meisje in het veel en veel te korte kerstkostuumpje dat op tafel stond te dansen werd door veel aanwezigen met extra interesse bekeken omdat ze haar stuitend korte rokje tijdens het dansen nog net even wat hoger optrok. Ik zat er praktisch onder en ik kan uit eerste hand mededelen dat ze er godzijdank wel iets onder aan had. Ze was namelijk zo vriendelijk om op een later moment haar rokje even helemaal om hoog te slaan. De mannelijke aanwezigen slaakten een zucht bij het zien van haar bips. Ik slaakte een zucht toen ik zag dat ze er tenminste een string onder aan had. Vermoedelijk komen je prioriteiten toch anders te liggen als je vader van een dochter bent…

De volgende avond bevond ik mij opnieuw achter een glas bier, maar het was duidelijk dat de meeste mensen de avond er voor wel even genoeg vonden. Het was opvallend rustig voor een zaterdagavond. Los van een paar groepen Noren. Noren worden zo mogelijk nog zatter dan Denen. Helaas wel op een wat vervelender manier. Maar daarover een andere keer…