Bijna anderhalf jaar geleden schreef ik een blog over de
schoorsteenveger die de schoorsteen van Pauline’s huis kwam vegen. En over de
beroepstrots die hij met zich mee droeg. Portørs hebben ook beroepstrots. Maar
dat komt eigenlijk zelden aan de oppervlakte. Laat staan dat hun werk altijd
gezien of gewaardeerd wordt. Ik heb herhaaldelijk van andere mensen die met het
ziekenhuiswezen te maken hebben gehoord dat portørs ongeveer de minst
gewaardeerde beroepsgroep in het ziekenhuis zijn. We lijken soms wel
onzichtbaar. We komen als we nodig zijn, doen ons werk en gaan weer.
Op een kort pauzemoment op een ronde op een intensive care
afdeling, werden mijn collega en ik aangesproken door een arts. Of wij portørs
waren. Toen wij bevestigend antwoordden, sprak hij zijn verbazing uit dat wij
eigenlijk zo volkomen als vanzelfsprekend gezien worden. “Als er bijvoorbeeld
een hartstilstand is, dan komen jullie binnen, doen wat je moet doen en gaan
jullie weer weg. Terwijl de rest van het team daarna een debriefing heeft. Daar
zouden jullie eigenlijk ook bij moeten zijn.” En eigenlijk is dat ook zo. We
zeggen vaak als mensen ons vragen “bent u de arts?” dat we ‘maar’ portør zijn.
“Ik ben maar portør”. Het is maar een kort zinnetje, maar het doet totaal geen
recht aan wat we eigenlijk zijn en wat we doen in het ziekenhuis.
Toen ik vorige maand op cursus was, werd ons ook gevraagd om
trefwoorden op te schrijven die wij met ons werk als portør in verband
brachten. En die woorden logen er niet om… “Teamplayer, levensredder,
probleemoplosser, zorgverlener, brandweerman, transporteur, empatisch,
aanspreekpunt”. Om maar eens wat te noemen. En dan is het apart te merken dat
er aan de ene kant duidelijk dat zelfbewustzijn aanwezig is, maar dat we ook
zelf ons werk eigenlijk marginaliseren met dat “ik ben maar portør”. Het helpt
natuurlijk ook niet echt dat het werk als portør feitelijk laaggeschoold en
slecht betaald is. Nouja, slecht betaald naar Deense begrippen dan. Ik verdien
nu meer dan ik deed in Nederland…
Natuurlijk krijgen we wel waardering voor de dingen die we
doen, maar dat is vooral op persoonlijk niveau. Ik heb hier en daar wel op
facebook geschreven dat ik bij tijd en wijle lof krijg toegezwaaid over hoe ik
mijn werk doe en hoe prettig men het vind om met mij samen te werken. Maar dat
is voor collegiaal, een op een contact met zusters of diverse afdelingsmedwerkers.
Het gebeurt zelden dat er lof van hogerhand voor ons werk komt. En dat is soms
wel jammer. Een beetje bevestiging dat we goed werk doen kan nooit kwaad en
brengt een hoop positiviteit met zich mee.
De mooiste waardering van mijn functie als portør kreeg ik
terwijl ik met een collega op een traumapatient stond te wachten op een
stampvolle traumaruimte op de eerstehulp. Omdat niet duidelijk was of het om
een hartstilstand ging of om een zwaar ongeval, waren beide traumateams
aanwezig (beide hebben een eigen team). Een minuut voor de patient binnen zou komen,
werden de rollen nog even duidelijk verdeeld. Het ‘opperhoofd’ sprak de dertig
aanwezigen toe over wat van wie verwacht werd. Op het einde draaide hij zich
om, wees naar mijn collega en mij en zei: “Dat zijn de portørs, zij zijn hier
de belangrijkste mensen. Zodra de patient binnen komt, springen jullie er boven
op om hem hartmassage te geven!” En dat horen zeggen, ten overstaan van een
traumaruimte met dertig man personeel, zusters, røntgenmedewerkers,
anesthesiologen, artsen… Dat gaf een kick waar ik nog steeds van na geniet.
Mijn werk doet er toe. Ik word gewaardeerd. En ik ben er trots op portør te
zijn!